Het museum als publieke ruimte: Symposium over het archiveren van performancekunst
Hoe archiveer je performance, een kunstvorm waarbij lichamen tijd en ruimte delen? Het is een vraag die vele musea en kunstenaars momenteel sterk bezighoudt. In het symposium ‘Archiving Performance: Between Artistic Poetics and Institutional Policy’ gingen internationaal gerenommeerde kunstenaars, curatoren, archivarissen en academici erover in gesprek. De conferentie werd georganiseerd door het CKV (Centrum voor Kunstarchieven Vlaanderen) in samenwerking met het Onderzoekscentrum voor Visuele Poëtica (Faculteit Letteren, Universiteit Antwerpen).
Meer dan ooit openen musea voor hedendaagse kunst hun deuren voor live performances, niet alleen in hun tentoonstellingen maar ook in hun eigen collecties. Sinds de jaren 1990 groeit het besef dat instellingen lang geen oog hebben gehad voor performancekunst, waardoor hun collecties grote hiaten bevatten. ‘The practice of collecting is a way of writing history, so if we are missing important [performance] practices we are actually writing a different kind of history,’ stelt Joanna Zielińska, Senior Curator bij M HKA. Volgens haar brengt performancekunst nieuwe kwaliteiten binnen in instellingen omdat ze focust op relaties, verbeelding, emoties en ervaringen, en laat ze ons toe om na te denken over basisconcepten als: wat is een object? Wat is een kunstwerk? Wie is het publiek en welke rol vervult het? Kortom, performance is onmisbaar in onze museale collecties.
Een veelheid aan methodes
Performance bestaat voor een groot deel uit belichaamde kennis, en net dat is zo moeilijk te documenteren. Een methode die daar enigszins aandacht voor heeft, is het kunstenaarsinterview. Die methode gebruiken bijvoorbeeld Chantal Kleinmeulman en haar collega’s van het Van Abbemuseum in Eindhoven, vertelt ze in het panelgesprek over ‘The Poetics of the Archive’. Kunstenaar Otobong Nkanga wijst erop dat vele kunstenaars, waaronder zij, doorheen hun carrière veranderen van mentaliteit en hun gedachtes bijstellen, waardoor er in principe meerdere kunstenaarsinterviews doorheen de tijd nodig zouden zijn om die evolutie te vatten. Haar opmerking sluit aan bij de manier waarop zij naar het archief kijkt: als een ademend gegeven, dat zuurstof nodig heeft en blijft evolueren doorheen de tijd.
Een tweede en populaire methode om performance te documenteren is het protocol: een script dat bepaalde acties en handelingen van de performance voorschrijft, maar tegelijk ruimte laat voor verandering of eigen invulling. In het panelgesprek over ‘The Poetics of Acquiring Performance’ vertelde kunstenaar Katya Ev over de uitdagingen die ze ervaart bij het opstellen van een protocol en een archief voor haar performance Augenmusik (2016). Het werk is site-specifiek en gaat gepaard met attributen, foto’s of andere performances die gerelateerd zijn aan het werk maar ook op zich een afzonderlijke artistieke status hebben. Louise Lawson, conservator van time-based media in Tate in het Verenigd Koninkrijk, gaf dan weer een uiteenzetting over de strategie die ze ontwikkelde samen met haar team om performance-based art te conserveren en te documenteren. Elke performance die Tate aankoopt, wordt nadien gere-enact. Met verschillende documentation tools brengen Lawson en haar team in kaart welke aspecten van een performance veranderlijk zijn en welke niet, binnen de parameters van het kunstwerk.
Belichaamde kennis doorgeven van het ene lichaam aan het andere, is veel gangbaarder in de dans dan in de performancekunst. In het derde en laatste panelgesprek over ‘The Artist’s Archive as a Collective Endeavour’ vroegen choreograaf Seppe Baeyens en dramaturg Martha Balthazar zich af hoe hun gedeelde choreografische praktijk zich kan verhouden tot het institutionele archief, met de bijkomende uitdaging dat hun werk zich veel meer richt op processen dan op een eindproduct. In het slotwoord stelt Timmy De Laet, professor theater en dans aan de Universiteit Antwerpen, vast dat hoewel dans en performancekunst een heel andere geschiedenis hebben als het gaat over archivering, er een grote nood blijkt om verder te kijken dan de traditionele media en om werkwijzen tussen verschillende artistieke disciplines uit te wisselen.
De publieke ruimte
Bart De Baere, algemeen en artistiek directeur van het M HKA benadrukt de rol van het museum als publieke ruimte en ook professor De Laet sluit zich daarbij aan. We verzamelen performancekunst niet zomaar, zegt De Laet, maar wel omdat we het gebaar dat performancekunst maakt willen verlengen. Dat gebaar kan een esthetisch of experimenteel gebaar zijn, maar is heel vaak ook politiek of sociaal relevant. ‘If we want the museum to be part of the public domain, then we should also ask: what function does it need to fulfil?,’ aldus De Laet. ‘Is it only then about presenting and collecting art objects or is it also about collecting the knowledges or experiences that people can gather from interacting with these objects?’ Performancekunst archiveren betekent voornamelijk dat we ervoor zorgen dat opgebouwde kennis niet verloren gaat, maar gedeeld kan worden met anderen.
Enkele videoverslagen van het symposium kan je terugvinden via deze link.
Meer weten over het CKV & M HKA onderzoekstraject naar het Archiveren van Performances? Dat kan via deze link